Al acht weken lang heeft ze hem nu niet gezien. Hij is haar oogappel, haar lieveling, haar alles, haar jongste van vijf kinderen. Ze is ontroostbaar en ze snapt er werkelijk niets van. “Waarom, waarom, waarom..”, herhaalt ze maar, “ik zei alleen iets over die achterlijke sjaal die hij droeg. Is dat nou zo erg?!” Het doet me denken aan de tv-serie Het familie diner, waar families ook om de – voor een buitenstaander – kleinste dingen elkaar soms jaren niet meer zien. Erbarmelijk vind ik dat!
Natuurlijk is die ene opmerking van mijn moeder niet de ware reden van het wegblijven van haar “peertje”, zoals ze hem liefkozend noemt. Nee, daar gaat al jaren een hele reeks opmerkingen en gedrag aan vooraf.
Zoals bij mij deze avond ook weer. We hebben een gezellige middag gehad waarbij we in familiaire kring de opeengestapelde verjaardagen en andere bijzondere gebeurtenissen in het zonnetje hebben gezet. Ze zit er wat stilletjes bij. Vermoeid, na wéér een nacht slecht slapen. Ze kijkt haar ogen uit en schudt van tijd tot tijd haar hoofd als haar waarneming het duidelijk oneens is met haar extreme normen en waarden die in de tijd zijn blijven steken.
Omdat ze geen zin heeft om voor zichzelf te koken de laatste tijd, gaat ze mee om bij ons te eten. Ze laat het zich smaken; draadjesvlees hhhmmmm… Als ik bij de koffie een stroopwafel weiger, omdat ik die middag al iets gehad heb, roept ze luid en duidelijk: “Vuile huichelaar! Als je echt zo op je suiker zou letten was je al veel meer afgevallen”. Oeps ooiinnkk donggg… zo, die heb ik binnen. Even contact maken met mijn Missie (Ziel) om in verbinding te blijven. Mijn ego heeft een totaal andere neiging. “Huichelaar?”, backtrack ik. Er komt een tirade van jewelste die kant nog wal raakt. En ik weet dat het geen enkele zin heeft er tegenin te gaan.
Wat later komt een tv-programma ter sprake over fagen en bacteriën. Ik doe mijn duit in het zakje en geef aan hoe jammer ik het vind, dat er nog altijd géén faag gevonden is tegen de Borelia bacterie; de verwekker van Lyme. “Das wel waar”, zegt ze met grote stelligheid. “Dat heb je nou echt weer verkeerd begrepen”. Ik sputter wat tegen. “Wat ben je toch een vuile leugenaar!” Grote genade, die had ik even niet aan voelen komen. Ik kan maar beter mijn kogelvrije vest gaan aantrekken, denk ik, want kennelijk heeft ze zich vanmiddag teveel moeten inhouden. En was sich liebt, dass neckt sich. Dat heb ik al vaker meegemaakt.
Na Maestro op de tv breng ik haar terug naar haar aanleunwoning. Vlakbij haar huisje krijg ik nog een lel en ik ga bijna knockout: “Zeg, wat ben jij eigenlijk een gluiperd hé? “ Ik kan nog net mijn stuur corrigeren om te voorkomen dat ik op de verkeerde weghelft terecht kom. “Oh, wat nou dan?” Ze blijkt verbolgen over het feit, dat ik zonder wat tegen haar te zeggen op de hei ben gaan fietsen met mijn zus. Ze had zoooo graag meegewild. Ze kreunt nog een paar keer over haar waarom komt ie nou toch niet hé; ik mis hem zo. Dat moet ie toch weten…
Terwijl Fred haar rollator haalt en ze nog even naast me in de auto zit, leg ik mijn hand op haar arm. “Tja”, zegt ze dan, “de tijd dat Vadertje me komt halen komt steeds dichterbij hé?!” Dat kan ik niet ontkennen. “Wat zal ik je missen moedertje”, zeg ik uit de GROND van mijn hart. “En als je straks in de Hemel bent, en erachter komt dat ik echt niet gelogen heb, en een heel oprecht liefdevol wezen ben die heel veel van je houd, stuur je me dan een berichtje…?!”
Daar gaat ze, diep voorovergebogen. Gebukt onder het leed, verdriet en eenzaamheid die ze draagt. Met tranen in mijn ogen rijd ik de weg terug. Het gaat niet om die sjaal. Ze begrijpt het écht niet! Dat doet pijn en troost me tegelijk.